Kinderen die goed dialect beheersen, scoren zeker even goed op het verwerven van standaardtaalwoordenschat als kinderen die geen dialect spreken.
Een, letterlijk, eeuwenoude vrees is dat dialectsprekende kinderen door hun taalachtergrond een achterstand oplopen in hun standaardtaalbeheersing en hierdoor af te rekenen krijgen met verminderde kansen op maatschappelijk succes.
Onderzoek van Leonie Cornips, Kirsten van den Heuij en Ryanne Francot toont nu aan dat die vrees ongegrond is: zij gingen na of Limburgse kinderen die goed dialect beheersen, een kleinere standaardtaalwoordenschat hebben, en dat bleek niet het geval. Bovendien scoren Limburgse kinderen in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde goed qua woordenschatkennis. Een beknopt overzicht van de bevindingen van Cornips, van den Heuij en Francot is te lezen in de Nuutsbreef (n°19, juli 2015) van Veldeke Limburg (www.veldeke.net).
Het onderzoek van Cornips et al. vormt een welkome afwisseling op regelmatige geluiden in de media die erop wijzen dat dialectsprekers slechter zouden presteren op school of minder kansen op de arbeidsmarkt zouden hebben. Afgaande op het Limburgse onderzoek van Cornips et al. zijn die negatieve effecten aan andere factoren toe te schrijven dan het dialectgebruik zelf, bijvoorbeeld aan een lagere socio-economische status van de ouders. Het is bovendien zeer waarschijnlijk dat de zwakkere positie van dialectsprekers op school en op de arbeidsmarkt grotendeels aan vooroordelen en discriminatie is toe te schrijven.
De relatie tussen dialect en standaardtaal in de opvoeding en in het onderwijs is gethematiseerd op de SND-streektaalconferentie van 2008. De lezingen zijn als boek uitgegeven: ‘Dialect van school tot school’.