Wie zegt wat waar: klaproos

Ga begin november op citytrip naar Londen en je kunt er niet naast kijken: vrijwel iedere Engelsman heeft dan een speldje of broche van een poppy (in het Nederlands klaproos) op zijn of haar jas. De poppy – de naam is afgeleid van papaver – is er het symbool van de herdenking van de soldaten die sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. Maar hoe heet dat fragiele rode bloemetje in de dialecten van het Nederlands?

In de naam klaproos is het eerste deel afgeleid van klappen ‘een knallend geluid voortbrengen’. De bloem kreeg deze naam omdat de bloemblaadjes een klappend geluid maken als je ze op je hand legt en er met de andere hand op slaat. Klaproos, dat uiteindelijk ook het standaardtaalwoord is geworden, is de frequentste naam in ons taalgebied, vooral in Nederland.

Het overwegend Vlaamse én Zuid-Limburgse kollebloem en de varianten ervan hebben een eerste woorddeel kol. De meeste taalkundigen denken dat kol verwijst naar de zaaddoos. Het Nederduitse kolle kan ‘hoofd, top, bles’ betekenen, net als het Middelnederduitse kol dat ‘top van planten, bles’ betekent. De knotsvormige zaaddoos die de top van de plant vormt, is dan het benoemingsmotief voor kollebloem. Anderen denken dat kol verwijst naar een toverkol of heks. De slaapverwekkende zaden zijn immers zeer
geschikt voor de bereiding van tovermiddeltjes. Het zou dan ook een ‘schrikbenaming’ kunnen zijn, met de bedoeling dat kinderen de bloemen niet zouden plukken.

Na klaproos en kollebloem komt kankerbloem het meest voor. Ook sommige Engelse dialecten kennen cankerrose voor de klaproos. Volgens enkele zegslieden krijg je kanker als je de steel van de klaproos in de mond neemt, of het werd gezegd om kinderen schrik aan te jagen. Er wordt ook weleens beweerd dat de blaadjes van de klaproos gebruikt zouden worden om ziekten te genezen. Of komt het doordat het verdovende sap of de zaadjes misschien gebruikt werden als medicijn tegen de pijn, of als ingrediënt voor hoestsiroop?

De benaming korenbloem komt verspreid over heel Vlaanderen voor en verwijst naar een van de meest voorkomende vindplaatsen van de klaproos, het korenveld. We kunnen deze naam natuurlijk niet los zien van de ‘echte’ korenbloem met de opvallende blauwe bloemen, vandaar ook de naam rode korenbloem, waarmee de klaproos duidelijk onderscheiden wordt van de blauwe korenbloem.

Dat landbouwers niet zo graag hadden dat kinderen hun gewassen vernielden, kan enkele namen voor de klaproos verklaren zoals korenpater, bloedpater, pater(s)bloem, kolenpatersbloem en bloedzuiper. Om kinderen af te schrikken om in het koren te gaan spelen om klaprozen te plukken en zo de oogst in gevaar te brengen, zijn er ‘wezens’ zoals de bloedpater bedacht. De Friese naam spokenbloem heeft hetzelfde effect.

Rozewied hoor je in Frans- en West-Vlaanderen en Zeeland. Wied is de naam voor onkruid in het algemeen. Je herkent er het Engelse weed in, maar ook het Nederlandse wieden ‘onkruid verwijde-
ren’. Natuurlijk is wiet als drugsnaam ook verwant met dit woord. Roos verwijst hier niet naar de roos, maar meer in het algemeen naar een bloem

Meer lezen over de namen voor de klaproos? De volledige tekst is te vinden op p. 50-55 in Wie zegt wat waar.

Het boek is te bestellen in de webwinkel van Onze Taal of bij de Stichting Nederlandse Dialecten.

Scroll naar boven